Ik kies er bewust voor om met de kinderen naar buiten te
gaan. Contact met de hond in de natuur. Dit versterkt het vermogen van het kind
tot verbeelding, creativiteit, identiteit, ontdekking en is goed voor de
lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen. (Edes, 2010)
Samen met het kind en de hond ga ik naar het bos en we bekijken
daar welke mogelijkheden we hebben om activiteiten met de hond te ondernemen.
Het kind is hierbij actief betrokken. Zijn er omgevallen bomen waar we de hond
overheen kunnen laten springen? Zijn er paaltjes of boompjes waar we sla alom
kunnen spelen met de hond? Kunnen we misschien iets lekkers verstoppen wat de
hond moet zoeken? Of gaat het kind zichzelf verstoppen? Soms neem ik allerlei
attributen mee, het kind mag deze gebruiken, maar we zijn altijd buiten. Er
zijn tal van activiteiten en spellen te bedenken.
Dan gaan we daadwerkelijk aan het werk. Het kind gaat met
de hond aan de slag. (Of is het de hond, die met het kind aan de slag gaat?)
K. wordt snel boos op school, hij wil graag dat alles op
zijn manier gaat. Hij raakt gefrustreerd als andere kinderen niet doen wat hij
wil. Hij heeft moeite met de juiste manier van communiceren.
K: Gerrie, waar gaan we vandaag naartoe?
G: Jij mag het zeggen, maar je weet dat het wel buiten
moet zijn.
K: Zullen we naar het trimbos?
G: Dat is goed, kan je uitleggen waarom je voor het
trimbos hebt gekozen?
K: Nou daar zijn al wat dingen die ik met Chase kan doen
en we kunnen Chase ook nog even laten zwemmen als ze klaar is, want het is erg
warm.
G: Dat is lief, dat je daaraan denkt, en weet je al een
beetje wat je wilt gaan doen in het bos?
K: Nou, we kunnen slalom doen om de paaltjes, maar dat
vind ik wel een beetje moeilijk.
G: Oh, je vindt het moeilijk, maar kiest het toch, dat
vind ik wel heel stoer van jou. Kan je uitleggen wat je moeilijk vindt?
K: Chase doet het niet zo goed, ze slaat altijd paaltjes
over.
G: Kan je bedenken hoe dat komt dan?
K: Nee, misschien vindt ze het niet leuk?
G: Volgens mij vindt Chase alles leuk wat ze met jou mag
doen. Zou er een andere reden kunnen zijn?
K: Denk je dat het aan mij ligt?
G: Ik weet het niet, wat denk jij?
K: Ik denk het wel een beetje.
G: Oh? Kan je iets bedenken dat jij dan anders zou kunnen
doen?
K: Ik weet het niet.
We komen aan bij het bos en laden de hond uit. We lopen
altijd eerst een klein stukje door het bos. Ik laat K rustig nadenken over mijn
vraag. Als we bij de paaltjes komen, ontstaat het volgende gesprek.
K: Zal ik het doen?
G: Ja is misschien wel een goed idee.
K: Maar als ze het niet goed doet?
G: Word jij dan boos op haar?
K: Nee, natuurlijk niet.
G: Waarom niet?
K: Ja, ze mag toch wel iets fout doen? Vind jij dat ik
boos moet worden?
G: Nee, dat zeg ik niet, ik vroeg het alleen. Ik ben het met jou eens hoor, je mag best eens iets fout doen.
G: Nee, dat zeg ik niet, ik vroeg het alleen. Ik ben het met jou eens hoor, je mag best eens iets fout doen.
K: Ok, ik ga het proberen.
K probeert de hond sla alom door de paaltjes te laten
lopen. Maar Chase is “ondeugend” en slaat steeds een paaltje over. (ze kan het
overigens perfect, dus zij wil hiermee een reactie bij K uitlokken)
K: Zie je nou, ze snapt het niet.
G: Aha, nu zeg je iets, ze snapt het niet. Wat zou jij
daaraan kunnen doen dan?
K: Uhh, ik kan het niet uitleggen, want dat snapt ze
niet.
G: Nee, ze spreekt niet onze taal, dus moeten we iets
anders bedenken.
K: Zal ik ze anders even aan de lijn doen en samen met
haar door de paaltjes lopen?
G: Nou, wat een geweldig idee! Je zou het eens kunnen
proberen.
K lijnt Chase aan en loopt samen met haar sla-alom door
de paaltjes. Heen en terug, heel kalm en rustig tegen Chase sprekend.
K: Let op Chase, door, en door en door…..
G: Dat doe je heel aardig en rustig K. Misschien dat ze
het nu snapt? Wat denk je, gaan we het proberen?
K: Nou ik had zo gedacht om eerst wel de lijn eraf te
halen maar dan toch nog even mee te lopen. Gewoon voor de zekerheid.
G: Dat is een goed idee.
Het ritueel herhaalt zich, maar nu loopt Chase los naast
K.
G: En ben je tevreden?
K: Ja, ik denk dat ze het nu wel snapt hoor.
G: Nou, laten we eens kijken dan.
K staat bij het eerste paaltje en zegt: Toe maar Chase, ga
maar, door en door en door….
Steeds als Chase bij een paaltje komt, zegt K: door…
Chase doet het perfect. K is super blij. En ik geef hem
een groot compliment.
Na de les, laten we Chase even zwemmen in de vijver. We
gaan rustig aan de waterkant zitten.
G: Ik hoorde van de juf, dat je soms een beetje snel boos
bent op de andere kinderen.
K: Ja, dan moet ik samenwerken maar dan doen ze alles
anders.
G: Anders?
K: Ja, niet zoals ik het bedoel.
G: Oh, een beetje zoals Chase?
K: ……(even stil, denkt diep na…) uhhh, ja ik denk het
wel.
G: Op Chase werd je niet boos, toch?
K: Nee, maar dat is een hond, die kan er niks aan doen.
G: mmmmmm
K: Denk jij dat die kinderen er ook niks aan kunnen doen?
G: Ik weet het niet, denk jij dat ze het expres doen dan?
K: Nee, eigenlijk niet.
G: Hoe had je dat nu met Chase opgelost?
K: Tja, samen doen, voordoen en zo….
G: Wat denk je, zouden de kinderen uit jouw groepje dat
ook fijn vinden?
K: Denk het wel hè…. Nou wil je zeker dat ik dat ga
proberen? Krijg ik weer huiswerk zeker.
G: Misschien wel handig. Wat vind jij ervan?
K: Ja, ik weet het wel, ik ga het gewoon proberen, goed?
G: Proberen vind ik al super goed! Dan hoor ik volgende
week wel hoe het ging.
K: Goed. Mag ik nog een stok in het water gooien voor
Chase?
G: Tuurlijk… vindt ze vast heel leuk!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten